HONING.

Wat is honing?

Honing is voor 100 procent een natuurproduct. De bijen verzamelen nectar van bloemen. In de bijenkast gekomen onttrekken ze vocht aan de nectar, ze dikken die in en voegen er verschillende stoffen, zoals mineralen, aminozuren, koper, calcium, fosforzuur, kiezelzuur en vele andere sporenelementen aan toe. De imker haalt de door de bijen verzegelde raten uit de kasten en slingert de honing daar uit. Deze honing wordt gezeefd en in potten gedaan. Honing is daarmee een kwalitatief hoogwaardig natuurproduct en wordt door mensen al duizenden jaren als voedingsmiddel gebruikt. 

Honing

Soorten honing. De kleur en de smaak van honing wordt grotendeels bepaald door de oorsprong van de nectar. Bijen zijn “bloemvast”, dit wil zeggen dat ze, zelfs over meerdere vluchten, dezelfde bloemsoort blijven bezoeken totdat deze is uitgebloeid en geen nectar en/of stuifmeel meer oplevert. Daarom kennen we verschillende soorten honing met een eigen geur, kleur en smaak, zoals bijvoorbeeld wilgen-, koolzaad-, linde-, accacia-, of heidehoning.

Als de nectar afkomstig is van meerdere bloemsoorten dan noemen we de honing bloemenhoning of voorjaars- of zomerhoning. Via het aandeel van de verschillende soorten pollen in de honing kan men de oorsprong van de nectar die voor het bereiden van de honing gebruikt is vaststellen. Een specifieke honingsoort mag pas als zodanig worden vermeld op het etiket als er meer dan een bepaald minimum aan pollen van de betreffende bloesem aanwezig is. 

Kenmerken en samenstelling van honing
Gemiddeld bevat honing 38% fructose, 31% glucose, 10% andere suikers (waaronder maltose en sacharose) en 17% water. Hiernaast bevat honing nog 4% begeleidende waardevolle stoffen zoals enzymen, vitaminen, zuren, hormonen, bacterieremmers, waterstofperoxide, stuifmeelkorrels en mineralen zoals fosfor, mangaan, ijzer en koper. Honing heeft een gemiddelde dichtheid van 1,36 g/ml.

Kristalliseren
Elke honingsoort zal op den duur gaan kristalliseren. De mate van kristallisatie is mede van invloed op de smaaksensatie.

Honing

De snelheid waarmee de honing kristalliseert is met name afhankelijk van de hoeveelheid glucose (druivensuiker) in de honing. Deze is voor alle honingsoorten anders. Koolzaadhoning bevat veel druivensuiker en wordt dus snel vast. Acaciahoning bevat veel fructose en blijft lang vloeibaar, heidehoning blijft jarenlang geleiachtig. Ook kristalliseert de ene honingsoort (bijvoorbeeld lindehoning) in grove en de andere (fruit- en wilgenhoning) in fijne kristallen.

Hoewel gekristalliseerde honing prima eetbaar is, kunt u deze degewenst gemakkelijk weer vloeibaar maken door de pot "au bain-marie" tot maximaal 40 graden te verwarmen. Doe dit nooit in de magnetron want dan oververhit u de honing. Als honing boven de 40-45 °C verwarmd wordt, dan worden de voor honing zo kenmerkende enzymen vernietigd en daarmee vele van de aan haar toegeschreven kwaliteiten.

Honing kun je het beste op een koele en donkere plek bewaren. Pure honing bederft nauwelijks, maar de smaak kan wel veranderen.

Baby's
Baby's onder een ( 1) jaar kunnen uit voorzorg het beste nog geen honing eten. Het maag- en darmstelsel van zuigelingen tot 12 maanden is nog niet volledig ontwikkeld en daardoor nog instabiel. Het kan niet uitgesloten worden dat er sporen van de bacterie Clostridium botulinum, die overal voorkomt, ook in honing aanwezig zijn. In een enkel geval zouden deze sporen zuigelingenbotulisme kunnen veroorzaken.

Stichting Bijenfonds Blaricum en Omstreken. 
Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI).

De Stichting Bijenfonds Blaricum en Omstreken (SBBO) is opgericht om de leefomgeving van de bijen en alles wat daar mee samenhangt te bevorderen. Eén van onze speerpunten is dan ook het verbeteren van de biodiversiteit in onze omgeving. De stichting is afhankelijk van donaties.

Waarom deze stichting juist nu ondersteunen?
Uw donatie werkt direct door in een verbetering van de biodiversiteit in Blaricum en haar omgeving. De aandacht gaat volledig uit naar alle insecten waarvan de bij en met name de honingbij een hele bijzondere is. Het gaat om het geheel van bodem, water, zon en lucht. De stichting voert haar projecten uit door onbetaalde inspanningen van de leden van de vereniging. Door dicht bij huis te beginnen kun je zo een tastbare bijdrage leveren aan de instandhouding en verbetering van je directe leefomgeving.

Projecten kennen een mix van financiering uit opbrengsten van activiteiten vanuit het fonds, donaties van particulieren en bedrijven, bevordering van gemeentelijke inspanningen in het kader van het bijenconvenant. Omdat projecten een uitvoeringsduur hebben over meerdere jaren is het van belang dat de stichting een solide financiële basis heeft dat zekerheid geeft voor een langere uitvoeringsperiode. Donaties zijn het vliegwiel die ervoor zorgen dat wij projecten kunnen ondernemen die flankeren aan de gemeentelijke inspanningen om de totale effectiviteit ten gunste te laten komen aan de biodiversiteit. U legt bij ons de basis voor de ontwikkeling van bestaande en nieuwe initiatieven.

Vrienden (die met onze SBBI Stichting een meerjarige Overeenkomst Periodieke Gift tekenen vanaf Euro 500,- per jaar) informeren wij naast de fiscale aftrekbaarheid van de gift, jaarlijks over onze activiteiten middels een geschreven terug en vooruitblik over de activiteiten van de Stichting in het afgelopen jaar.

Wilt u de stichting ondersteunen, neem dan op met onze penningmeester, email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of kijk voor meer informatie onder Sponsoring.

Hieronder vind je nadere informatie over de stichting. 

Algemene gegevens:

Naam: Stichting Bijenfonds Blaricum en Omstreken (SBBO)
KvKnr. 60424524
Bankrekening NL62RABO01191.82.548 t.n.v. Bijenfonds Blaricum e.o.

Contactgegevens: Informatie
Doelstelling
De Stichting Bijenfonds Blaricum en Omstreken heeft ten doel:
1. het werven en beheren van fondsen en middelen ten behoeve van de bijenteelt;
2. het ondersteuning van de bijenteelt door bijdragen aan en initiëren van initiatieven ter verbetering van de biodiversiteit en meer in het bijzonder de leefomstandigheden en de gezondheid van de bijen.
Bestuurssamenstelling
- Voorzitter H. Mohrmann
- Secretaris R. Plugboer
- Penningmeester J. Hoyos
Beloningsbeleid
De stichting keert geen salarissen of beloningen uit. De bestuurders en medewerkers zijn onbetaalde vrijwilligers.


 

 

REGLEMENT BIJENSCHANSEN IMKERS GOOI & EEMLAND.

Algemeen.

Art. 1.1 Dit reglement is van toepassing op alle bijenschansen die beheerd worden door de vereniging ImkersGooi&Eemland.

Art. 1.2 In dit reglement wordt onder "deelnemer" verstaan, degene die lid is van de vereniging ImkersGooi&Eemland en voor één of meerdere bijenvolken ruimte op een  bijenschans heeft verkregen.

Art. 1.3 In dit reglement wordt onder "bestuur" verstaan, het bestuur van de vereniging ImkersGooi&Eemland.

Art. 1.4 Het bestuur ziet toe op naleving van dit reglement.

Doel.

Art. 2.1 Het doel van de bijenschansen is het bevorderen van bijenteelt door:

a. Het in ere herstellen en in stand houden van historische monumenten, waar in  Gooi- en Eemland vanouds bijenteelt werd beoefend;

b. De leden van de vereniging ImkersGooi&Eemland in de gelegenheid te stellen om in verenigingsverband bijenvolken te plaatsen op een bijenschans;

c. Het ondernemen van educatieve activiteiten door middel van het geven van cursussen, voorlichting en het houden van excursies.

Het beheer.

Art. 3.1 Het dagelijks beheer over de bijenschansen, met bergruimten en bijbehorend percelen berust bij het bestuur. Het bestuur laat zich bij de werkzaamheden op de schans bijstaan door leden van de vereniging.

Art. 3.2 Het bestuur benoemt voor elke schans een schansbeheerder voor een periode van 3 jaar. Daarna kan de schansbeheerder worden herbenoemd of wordt een nieuwe beheerder aangezocht. De schansbeheerder regelt, namens het bestuur, de dagelijkse gang van zaken op de schans. Deelnemers dienen aanwijzingen van de schansbeheerder onverwijld op te volgen.

 Art. 3.3 Het bestuur dient jaarlijks op de algemene ledenvergadering voor iedere schans een werkplan in voor de komende periode van één jaar, alsmede een begroting van de geraamde baten en lasten.

 Art. 3.4 Het bestuur, en namens hem de schansbeheerder, houdt een inventarislijst bij van de op de schansen aanwezige materialen en volken, die eigendom van de vereniging zijn.

Toegang.

 Art. 4.1 Alle leden van de afdeling hebben toegang tot de schansen. Het is de leden toegestaan introducees mee te nemen.

Art. 4.2 Het openen van kasten of korven en het behandelen van volken van andere deelnemers zonder uitdrukkelijke toestemming, anders dan in noodgevallen, is niet toegestaan. In geval van overtreding wordt de toegang tot de schansen ontzegd.

Plaatsing van volken.

Art. 5.1 Plaatsing van bijenvolken is uitsluitend toegestaan aan leden van de vereniging ImkersGooi&Eemland. Afhankelijk van het aantal deelnemers kan het bestuur besluiten om het aantal (hoofd)volken per deelnemer aan een maximum te binden.

Bij een dreigende overbezetting van een schans kan het bestuur geen nieuwe deelnemers meer toelaten. Het bestuur zal een beperking van het aantal volken per deelnemer prioriteit geven boven een beperking van het aantal deelnemers.

Art. 5.2 Leden die op grond van het eerste lid van dit artikel niet als deelnemer zijn toegelaten, worden desgewenst op een wachtlijst geplaatst. Zodra de schansbezetting dit toestaat vindt toelating plaats op basis van de volgorde van aanmelding.

Art. 5.3 Plaatsing van volken mag alleen geschieden na verkregen toestemming van de schansbeheerder. De schansbeheerder wijst daarbij de plaats(en) aan. Bij het weghalen van de volken moet de schansbeheerder worden ingelicht. Deelnemers mogen hun volken niet buiten de aangewezen plaatsen neerzetten. Deze aangewezen plaats vervalt als deze twee opeenvolgende jaren niet door de deelnemer actief in gebruik is voor het houden van volken. Het staat de schansbeheerder dan vrij een andere deelnemer deze plek toe te wijzen en eventueel achtergelaten materiaal te verwijderen. 

 Art. 5.4 De kasten of korven moeten in goede staat verkeren. De kasten of korven moeten voorzien zijn van naam, adres en telefoonnummer van de eigenaar. Ondeugdelijke kasten of korven moeten, na aanzegging door het bestuur worden gerepareerd c.q. worden verwijderd.

 Art. 5.5 De teelt van bijzondere bijenrassen op de schans is alleen toegestaan na verkregen toestemming van het bestuur. Het bestuur bepaalt of bijenvolken tot bijzondere rassen gerekend moeten worden.

 Art. 5.6 De deelnemers dienen na het verlaten van de schans geen materialen achter te laten.

 Art. 5.7 Aanwijzingen van de schansbeheerders of bestuursleden dienen door de deelnemers te worden opgevolgd.

 Art. 5.8 Het bestuur heeft het recht volken voor plaatsing te weigeren en/of eventueel te verwijderen.

 Art. 5.9 De vereniging behoudt zich het recht voor om aan de deelnemers een financiële bijdrage te vragen voor schansonderhoud. De hoogte van deze bijdrage wordt jaarlijks op de algemene ledenvergadering vastgesteld.

 Zwermen.

 Art. 6.1 Zwermen die op of bij de bijenschans zijn aangevlogen zijn eigendom van de imker uit wiens kast of korf de zwerm stamt, echter slechts zolang de betreffende imker zich bij zijn zwerm bevindt of de zwerm behoorlijk heeft gewaarmerkt. Bij het scheppen van zwermen mogen geen vernielingen aan bomen of struiken op de schans of de nabije omgeving worden aangebracht.

Art. 6.2 Zwermen op het terrein van de schansen, waarvan de eigenaar niet bekend is, behoren aan de vinder.

Art. 6.3 Het bestuur zal niet bevolkte kasten of korven, die als zwermlokkers zouden kunnen worden beschouwd, verwijderen en de eigenaar, indien bekend, hiervan in kennis stellen.

Verzorging van de volken.

Art 7.1 De eigenaren/deelnemers dienen hun volken goed te verzorgen. Deelnemers dienen daarom minimaal in het bezit te zijn van het diploma behorende bij de basiscursus bijenhouden of zich in te schrijven voor de eerstvolgende basiscursus en deze opleiding te volgen. Gedurende de periode dat een deelnemer het vereiste diploma nog niet heeft behaald, mag hij/zij uitsluitend onder begeleiding van een, door het bestuur aangewezen mentor, op de schans bijen houden. In bijzondere gevallen kan het bestuur hiervoor ontheffing verlenen.

Art 7.2 Wanneer een volk van ziekte wordt verdacht, moet dit onmiddellijk aan het bestuur worden gemeld. Het bestuur zal in overleg met de eigenaar over de te nemen maatregelen beslissen. Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, is het bestuur bevoegd zelfstandig maatregelen te nemen.

 Art. 7.3 Het bestuur is bevoegd om een tijdstip of periode te bepalen, waarop verplichte behandeling van de volken tegen bepaalde (bijen)ziekte(n) dient plaats te vinden. Tevens kan het bestuur de bestrijdingsmethode c.q. het aan te wenden bestrijdingsmiddel vaststellen. Alleen wettelijk in Nederland toegelaten middelen mogen worden gebruikt.

Schansonderhoud.

Art. 8.1 De leden die volken op de schans hebben geplaatst zijn verplicht mee te werken aan het onderhoud van de schans en de verzorging van de afdelingsvolken. Zo nodig helpen zij bij het vervoer van de afdelingsvolken. De schansbeheerder maakt hiertoe een onderhoudsplan en een planning.

Art. 8.2 De werkzaamheden worden door het bestuur c.q. de schansbeheerders in overleg met de betrokkenen geregeld.

Art. 8.3 Onderhoudswerkzaamheden aan het terrein of aan de opstallen mogen slechts in overleg met het bestuur worden uitgevoerd.

Aansprakelijkheid.

Art. 9.1 Het betreden van de schans door deelnemers, introducees of publiek is geheel voor eigen risico. Het bestuur kan nimmer aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die wordt geleden als gevolg van het betreden van de schans.

Art. 9.2 Het bestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade, in welke vorm dan ook, die wordt geleden in verband met deelname aan activiteiten met betrekking tot de bijenschans en/of de plaatsing van bijenvolken.

Verzekering.

Art. 10.1 Deelnemers zijn verplicht om een WA-verzekering af te sluiten.

Geschillen.

Art. 11.1 Geschillen voortvloeiende uit dit reglement, dan wel zaken die daarin niet zijn geregeld, worden beslist door het bestuur van de vereniging ImkersGooi&Eemland, na de betrokkene(n) te hebben gehoord.

Wijziging

Art. 12.1 Dit reglement kan slechts worden gewijzigd op een daartoe belegde ledenvergadering met twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen.

Vastgesteld te Blaricum, d.d. 15-11-2018 en aangepast op 16-3-2023.

Het Bestuur van de Stichting Bijenfonds Blaricum en Omstreken.

De Bijencatechismus.

Inleiding.
De allereerste leden van onze vereniging kregen in 1949 een imkerscursus van de rooms-katholieke bijenleraar Borgaarts. Daarbij werd deze bijencatechismus door hem gedicteerd. Onderstaande versie is van één van de toenmalige cursisten, de Heer Tinus Calis, medeoprichter van onze Vereniging.

Een aantal zaken in deze catechismus is inmiddels verouderd en/of achterhaald. De catechismus moet dan ook niet beschouwd worden als leidraad voor de moderne imker. Toch vinden wij dit document uit taalkundig en historisch oogpunt interessant. Ook zegt het iets over het bijenhouden vlak na de tweede wereldoorlog.

Wij zoeken nog iemand die op basis hiervan de Nieuwe Bijencatechismus wil schrijven. Neem in dat geval met ons contact op via onze contactpagina.

De BijenCatechismus.

Anatomie.

1. Wat is de Latijnse naam voor onze honingbij?

Apis mellifera mellifera.

2. Tot welke soort insecten behoort onze bij?

Tot de vliesvleugelige insecten.

3. Hoe leven onze bijen?

Onze bijen leven als een kolonie, ook in de winter. Dat in tegenstelling tot de wespen en de hommels, waarvan alleen de volkomen vrouwelijke dieren overwinteren.

4. Uit hoeveel gezinsleden bestaat een bijenvolk?

Uit 3, namelijk koningin, werkbij en dar.

5. Uit hoeveel delen bestaat een bijenlichaam?

Uit 3 delen: de kop, het borststuk en het achterlijf.

6. Wat bevindt zich allemaal aan de kop?

Ogen, sprieten of voelhoorns en de monddelen.

7. Hoeveel en welke soorten ogen heeft een bij?

Twee, namelijk samengestelde of facetogen en enkelvoudige ogen.

8. Waar bevinden zich die ogen aan de kop?

De samengestelde opzij van de kop en de enkelvoudige in het midden op de kop,

tussen de samengestelde ogen.

9. Waaruit bestaan de samengestelde ogen?

Uit een grote hoeveelheid zeshoekige lensjes.

10. Uit hoeveel facetten bestaat zo’n oog?

Voor de koningin en de werkbij uit 3 tot 4000.

Voor de dar van 7 tot 8000.

11. Waar dienen de samengestelde ogen voor?

Voor het zien in de verte.

12. Waar dienen de enkelvoudige ogen voor?

Voor het zien in de nabijheid.

13. Wat zijn sprieten?

Sprieten of voelhoorns ook wel antennen genaamd, zijn dunne beweeglijke draadjes welke in het midden voor aan de kop zijn ingeplant.

14. Waar dienen de sprieten of voelhoorns voor?

Voor onderlinge conversatie en mededelingen.

15. Waar dienen de verschillende monddelen voor?

De kaken dienen om de wasdeeltjes te kneden en bruikbaar te maken voor ratenbouw.

De onderkaken en onderlip doen dienst als geleider der tong.

De tong is behaard, de beharing doet dienst als honingveger.

16. Wat bevindt zich aan het borststuk?

2 paar vleugels en 3 paar poten.

17. Zijn alle poten even belangrijk?

Neen, de achterpoten zijn het belangrijkst omdat zich daarin de z.g. korfjes bevinden

waarin het stuifmeel wordt opgeborgen dat uit de bloemen wordt gehaald.

18. Waaruit bestaat het uitwendige van het achterlijf?

Uit ringen of segmenten welke door beweeglijke spiertjes zijn verbonden en zeer beweeglijk zijn.

19. Welke organen bevinden zich in het achterlijf?

In het achterlijf bevinden zich de ademhalingsorganen, het zenuwstelsel, de honingmaag, de spijsmaag, de wasklieren en aan het einde de angel.

20. Hoe noemt men de ademhalingsorganen?

Tracheeën.

21. Waarvoor dient de honingmaag?

In de honingmaag word de verzamelde honing naar huis gebracht.

22. Waarvoor dient de spijsmaag?

De spijsmaag is de maag, waarvan de inhoud dient tot onderhoud van eigen lichaam en leven.

23. Wat zijn wasklieren en wasspiegels?

De wasklieren zijn organen, die het de bijen mogelijk maken, de honing om te zetten in was (en wel door zweten). Zij hangen daartoe in slierten tussen de raten. De kleine schubjes was komen tussen de 4 laatste segmenten te voorschijn, worden door de achterpoten opgenomen en naar de mond gebracht en daar gekneed en voor ratenbouw geschikt gemaakt.

24. Waarvoor dient de angel?

De angel is uitsluitend om eigen huis en leven te verdedigen.

25. Waardoor onderscheidt de koningin of moer zich van de andere huisgenoten?

Door haar lange ranken bruine poten, haar lang en bruin getint achterlijf en haar waardige gang.

26. Wat bevat het achterlijf van de moer?

Twee eierstokken, twee eileiders en een zaadreservoir.

27. Wat gebeurt er als de moer bevrucht wordt?

Dan wordt het zaadzakje gevuld met zaad van de dar en kan de moer voor haar

hele leven bevruchte eitjes afzetten.

28. Wat gebeurt er als het eitje het zaadreservoir passeert?

Dan word het eitje bevrucht en kan daaruit een moer of werkbij geboren worden.

29. Wat gebeurt er als het eitje het zaadreservoir niet passeert?

Dan blijft het eitje onbevrucht en kan daaruit alleen maar een dar geboren worden.

30. Uit wat voor eitje wordt de moer geboren?

Uit een bevrucht eitje, dat gelegd is in een cel, welke zich onderscheidt van de andere cellen, doordat zij door de bijen buiten tegen de raat is gebouwd en het aanzien heeft van een pindadop.

31. Hoedanig is de ontwikkeling van zo’n eitje?

Het blijft 3 dagen ei, 6 dagen larve, gaat daarna verpoppen (7 dagen) en de zestiende dag kan men ‘n jonge moer verwachten.

32. Wat betekent een moer voor het bijenvolk?

Zij zorgt voor de ontwikkeling en de instandhouding van het volk.

33. Wanneer ongeveer begint de moer te leggen?

Reeds enkele dagen na haar bevruchting.

34. Hoe wordt de moer bevrucht?

De moer blijft circa 3 weken bronstig, gedurende die tijd vliegt ze een of meerdere malen uit (de bruidsvluchten) en wordt hoog in de lucht door een dar bevrucht.

35. Wat gebeurt er als een moer niet bevrucht wordt?

Dan kan ze geen bevruchte eieren leggen en kunnen er alleen maar darren uit geboren worden.

36. Welke zijn de ontwikkelingsstadia van de verschillende eitjes?

Eitje Larve Nimf

Moer 3 dagen 6 dagen 7 dagen na 16 dagen nieuwe moer

Werkbij 3 dagen 7 dagen 11 dagen na 21 dagen nieuwe werkbij

Dar 3 dagen 6 dagen 15 dagen na 24 dagen nieuwe dar

Het jaar rond.

37. Wanneer begint de moer haar jaarlijkse taak?

In het vroege voorjaar, als de zon wat hoger komt begint er weer wat leven in het volk te komen en legt de moer haar eerste eitjes midden in de bijentros. Naarmate de zon wat

hoger komt wordt de bijentros wat losser en legt de moer steeds meer eitjes.

38. Wat is een darrencel?

Dat is een cel in de vorm van een werkbijencel, doch iets wijder en ook hoger, zodat hij boven de werkbijencellen uitsteekt en met een bolvormig deksel gesloten.

39. Wanneer word de darrencel met eitjes belegd?

Bij mooi weer kan men half April al de eerste belegde darrencellen verwachten.

40. Wat voor bijzonders is er aan de dar?

Het bijzondere aan de dar is dat hij geen vader heeft wel een grootvader.

41. Wat betekenen de eerste darreneitjes voor het volk?

Het begin van zwermneigingen.

42. Wat is een reinigingsvlucht?

Een reinigingsvlucht is een feestdag voor de bijen maar ook voor de imker.

De bijen verlaten in groten getale de korf of kast en vliegen blijkbaar in feeststemming rond. De bij ontdoet zich tijdens die vlucht van de vaste substanties welke zich gedurende de winterzit in de ingewanden hebben opgehoopt.

Voor de imker is het een feest weer te zien dat de bijen na een lange winterzit in goeden doen zijn en het nieuwe bijenjaar zichtbaar is begonnen.

43. Wat moet men doen als er tijdens de reinigingsvlucht sneeuw ligt?

Voor de stal zoveel mogelijk de sneeuw weg vegen of rietmatten of zakken op de sneeuw leggen om het verkleumen van de bijen te voorkomen.

Imkeren.

44. Wat gebeurt er in het volk na de reinigingsvlucht?

Na de reinigingsvlucht begint het volk zich wat intensiever te ontwikkelen, het broednest breidt zich meer en meer uit, de moer legt steeds meer eitjes en na ongeveer 3 weken kan men de eerste jonge bijen verwachten.

45. Wordt het volk nu direct sterker in aantal?

Neen, want er sterven dagelijks vele oude bijen en het duurt nog wel even voor dat het geboortecijfer hoger is als het sterftecijfer.

46. Kan men nu in de bijenvolken gaan werken?

Neen nog niet, mocht er evenwel een volk zijn dat niet normaal doet, dan kan men voorzichtig een kijkje nemen door het dekplankje om te zien of er soms voedselgebrek is, of dat misschien de bedekking beschimmeld is. Overigens laat men het volk maar met rust en warm toedekken.

47. Wat moet men doen als het volk voedselgebrek heeft?

Bij een korf steekt men een stukje borstplaat tussen de raten, aan de achterkant en zo hoog mogelijk en steekt een spijker onder in de korfwand voor het uitzakken van de borstplaat.

Voor het inbrengen van de borstplaat dompelt men deze eerst even in lauw water

Bij een kast schuift men een stuk borstplaat onder het dekkleedje, of zet er een voedselfles op met lauw suikerwater.

48. Waneer kan men de volken open maken en eens wat nauwkeuriger bekijken?

Dat ligt geheel aan de weersomstandigheden . De iemker doet dat op een dag dat het lekker warm weer is b.v. in de laatste helft van Maart soms iets later. Op zo’n dag houdt de iemker een grondige inspectie.

49. Waar moet de iemker bij de voorjaar inspectie vooral op letten?

1 of er een moer in het volk zit;

2 of het volk voldoende sterk is;

3 of er voldoende voedsel en stuifmeel is;

4 of de ramen nog goed en niet beschimmeld zijn;

Ook de bodemplank moet dan goed schoongemaakt worden.

50. Wat kan de iemker doen om de bijen bij de uitbreiding van het broednest te helpen?

Zo gauw de bijen wat beginnen te vliegen b.v. begin April, dan kan men de bijen wat drijfvoer geven. Wil men naar het fruit reizen dan kan men eind Maart het volk al drijfvoeren.

Ook kan en soms moet het volk indien er veel broed is en het geen vliegweer is een flesje met suikerwater geven b.v. 1 op 5; dit om de dorstnood te voorkomen of te verhelpen.

Als men suikerkristallen vindt onder de korf of op de kastbodem, dan wijst dat op watergebrek.

51. Wat is drijfvoer?

Drijfvoer is verdunde honing (stamphoning) of slappe suikeroplossing.

52. Wat is stamphoning?

Stamphoning is in elkaar gestampte raathoning, waarin ook nog stuifmeel aanwezig is.

53. Hoe en wanneer geeft men drijfvoer?

Men geeft aanvankelijk kleine hoeveelheden. Bij de korven onder, bij de kasten boven..

Bij de kasten kan men ook met een vork de honing openkrabben, welke nog in de raat aanwezig is. De porties voedsel zijn aanvankelijk klein en worden langzaamaan groter naar gelang het broednest ontwikkelt, men voert alleen ‘s avonds als de bijen rustig zijn.

54. Is drijfvoer voor het volk van groot belang?

Ja zeker, door het drijfvoeren wordt de moer hevig geprikkeld tot het afzetten van eitjes.

55. Welke taak heeft de moer in het volk?

Uitsluitend eitjes leggen.

56. Welke taak heeft de werkbij in het volk?

Pasgeboren, doen zij cellen schoonmaken; daarna het bebroeden van de broedramen en verzorgen van het broed. Daarna doen zij mee aan de wasbouw, maken kleine vluchten en bewaken en verdedigen het vlieggat, na ongeveer 3 weken worden zij vlieg- en haalbij.

57. Welke is de taak van de dar?

De taken van de dar zijn uitsluitend het bevruchten van de jonge moeren en mede te eten uit de pot van Egypte.

58. Wanneer kan men de eerste moercellen verwachten?

Omstreeks half Mei, als de jonge darren geboren zijn zal de moer de eerste moercellen beleggen en hiermee is de zwermtijd aangekomen. Want zodra de moerlarve in de melk ligt, kan men elke dag de eerste zwerm verwachten.

59. Wat is een zwerm?

Het zwermen is een vorm van vermenigvuldiging en een zwerm is een gedeelte van een bijenvolk dat met de oude moer de bijenwoning verlaat.

60. Geeft een bijenvolk maar één moer?

Soms wel, maar regel is dat er nog meerdere zwermen komen, maar dan met een jonge moer. En als de iemker het niet weet te verhinderen, dan kan een volk zich ook geheel leeg zwermen.

61. Wat doet een zwerm na het uit de woning trekken?

De bijen vliegen onder blij en zwermgezang om en boven de stal rond.
Is het een grote zwerm dan kan men een wolk van bijen waarnemen. Aanvankelijk trekt die wolk van bijen her en derwaarts totdat men duidelijk aan een groepje bijen dat op een bepaalde plaats aanvliegt kan merken dat de koningin een rustplaats heeft gevonden. Op die plaats ontstaat dan spoedig een gedrang van bijen en de zwermzang is op die plaats zeer sterk geconcentreerd. Zit de moer vast dan zal de bijenwolk zich als een druiventros en als een nieuw volk op deze plaats gaan hangen en kan geschept worden.

62. Wat is een zwerm scheppen?

Dat is een zwerm in een zwermkorf slaan.

63. Hoe slaat men een zwerm in een schepkorf?

Terwijl de bijen aanvliegen gaat men de benodigdheden bijeen zoeken die nodig zijn voor het scheppen van de zwerm, ’n korf of kieps, een korfdoek, enige spijkers en de bijenkap. En soms een trapje of een ladder om er bij te klimmen. Ook een carbollap heeft men soms nodig. Na de kap opgezet te hebben neemt men de schepkorf en brengt men deze onder de bijentros. Men brengt voorzichtig de korf naar boven zodat de tros in de korf hangt. Men houdt nu met één hand de korf van onderen vast, met de andere hand geeft men nu een harde klap op de tak waaraan de bijen hangen, zo dicht mogelijk bij de tros. De bijen vallen nu aan massa in de korf alles komt weer in beweging. Men trekt nu vlug de korfdoek over de korfopening en steekt deze hier en daar met spijkers in de korf vast. Men zet nu de korf op de grond met een steen of een houtje onder de rand (de korf langzaam omkeren). Men maakt nu ’n ietsje van de doek los zodat er een kleine opening ontstaat. Alle nu nog rondvliegende bijen zullen zich spoedig bij de zwerm hebben gevoegd.

64. Is dit de enige manier van zwermen scheppen?

Neen, er zijn ’n groot aantal manieren om een zwerm te scheppen. De plaats waar en hoe de zwerm zit of hangt bepaalt de manier, waarop hij geschept moet worden.

65. Wat doen we verder met de zwerm?

Als alle bijen zijn ingevlogen, dan neemt men de korf en sluit men de laatste opening af, en hangt hem op een koele plaats met de korfopening naar beneden. De volgende avond kan men de zwerm in een korf of kast overbrengen en in de stal zetten.

66. Hoe doet men een zwerm in de kast?

Men maakt een kast in orde en plaatst deze op de plaats waar deze moet staan. In de kast een broedkamer met 10 ramen; uitgebouwde of met kunstraat. Men neemt nu voorzichtig de korf met de zwerm (steeds met de opening naar beneden)men zet deze op een plank of op een zak op de grond maak voorzichtig de doek los door de spijkers er voorzichtig uit te trekken. De korf tillen we nu op en zetten deze op de 10 ramen op de broedkamer. We geven nu een paar fikse klappen op de korf. De zwerm stort nu aan massa op de lege ramen en zakt daar langzaam tussen, Men neemt de korf vlug op en geeft nog een paar fikse klappen na om de achtergebleven bijen nog in de kast te doen vallen. We leggen nu vlug een dekkleedje op de bijen en zorgen dat de kanten goed aansluiten en sluiten de kast.

67. Moet zo’n zwerm nu gevoerd worden?

Nee nog niet, de eerste 3 dagen nog geen voer geven, want de bijen hebben toen ze de woning verlieten een ruime voedselreserve meegenomen. Zou men nu gelijk voeren, dan is er grote kans dat zij de woning weer uittrekken, omdat zij geen raad weten met het teveel aan voedsel.

68. Is het noodzakelijk dat een volk zwermt?

Voor de korfteelt wel, maar voor kasten is dit minder gewenst en tracht men dit op verschillende manieren te verhinderen.

69. Lukt het altijd ,’t afkomen van ’n zwerm te verhinderen?

Nee het lukt niet altijd en soms is het wel goed, aan de zwermdrift van het volk toe te geven. Maar dan is ’t het beste, de zwerm zelf af te nemen, door het maken van een kunstzwerm.

70. Wat doet men verder met de zwerm welke op de kast gestort is?

De dag dat men de zwerm gestort heeft, kijkt men even of de zwerm in het midden van de broedkamer zit. Is dit niet het geval dan nemen we wat lege ramen uit en schuiven we de volle ramen naar het midden en vullen de lege ruimtes weer op met de uitgenomen ramen.

71. Kan men de zwerm nu aan zijn lot overlaten?

Neen als er geen dracht is moet de zwerm met voedsel ondersteund worden. Een goede zwem kan in een paar weken de broedkamer hebben uitgebouwd en flink met broed bezet.

72. In welke toestand verkeert het volk waar het volk is afgevlogen?

Hoewel er nog een flink kwantum bijen is achtergebleven, heeft het volk toch een groot offer aan de natuur moeten brengen. Het volk zit echter niet bij de pakken neer. Het gedraagt zich rustig en met ijver worden de gewone werkzaamheden in ’t volk verricht, vooral de moerdoppen worden goed verzorgd, want daarin huist de toekomst en het voortbestaan van het volk.

73. Wat gebeurt er nu verder in het volk?

Er zijn in het volk meerdere moerdoppen aangezet en nu kan men na circa 8 dagen soms wat eerder de eerste nazwerm verwachten.

74. Hoe kan men weten wanneer die nazwerm afkomt?

Als men enige dagen aan de kasten of korven luistert, dan hoort men op zekere dag fluiten of tuten. Dat is de eerste jonge moer die uit de cel gekropen is, Dat fluiten of tuten is een waarschuwing van de pas uitgelopen moer aan de andere rijpe moeren welke nog in de cel zitten, om er niet uit te komen. Als men dit tuten hoort, kan men de volgende dag de eerste nazwerm verwachten en dan meestal met meer dan 1 moer. Laat men de natuur z’n gang gaan dan komt er na ongeveer 3 dagen weer een zwerm de tweede nazwerm en als men er geen stokje voor steekt, kan dat zo doorgaan tot de woning nagenoeg is leeg gezwermd.

75. Hoe kan men daar een stokje voor steken?

Als men de jonge moer hoort tuten, dan maakt men de kast open, men neemt de ramen een voor een uit (aan de kant beginnen) schut de bijen in de kast af, en breek alle moerdoppen af die zich op de ramen bevinden. Het buitenste raam zet men zolang naast de kast, dan kan men het volgende raam, na behandeld te zijn, naar buiten opschuiven. Zo doet men met alle ramen. Lopen er tijdens deze werkzaamheden nog enige rijpe moeren uit, dan is dit nog niet zo erg. Ze zoeken samen wel uit wie de baas zal worden.

76. Hoe doet men dat met een korf?

Als men de jonge moer hoort tuten, neemt men de korf sluit het vlieggat en doekt hem op. Men laat de korf nu enige malen met de kop en met kracht op de grond botsen. Door de schok lopen nu alle rijpe moeren uit. De nog niet rijpe moeren zakken door de schok in elkaar en gaan dood. Men laat de korf, na de bijen door kloppen tegen het doek gejaagd te hebben, op zijn kop de nacht over in de stal of in de kelder staan. De volgende dag kan men ’t volk weer in de stal zetten.

77. Wat gebeurt er nu verder in ’t volk?

Het volk heeft nu een ’n jonge maar onbevruchte moer. Deze word spoedig bronstig en blijft dat ongeveer 3 weken. Komt er in die tijd een mooie zomerse dag, dan gaat zij ter bruidsvlucht en wordt zij bevrucht. Is dit gelukt en is zij in de woning teruggekeerd , dan kan zij in een paar dagen aan de leg zijn en het volk is in orde. In de tijd dat er jonge moeren te bevruchten zijn doet men er goed aan zich zo weinig mogelijk voor de stal te komen, daar dit de bruidsvlucht kan verstoren en de betreffende volken moerloos worden.

78. Kan een volk, alleen door zwermen aan een jonge moer komen?

Nee een volk voorziet zich zelf ook wel eens van een jonge moer, door de zogenaamde stille moerwisseling, en ook de imker kan een jonge moer inbrengen.

79. Welke zijn de drukste maanden voor de imker?

De drukste maanden voor de imker zijn Mei en Juni. Want door het voeren in April is het volk sterk gegroeid en is in Mei op zwermhoogte waardoor wij voor de moeilijkheden komen te staan. Wij mogen tevreden zijn als we onze volken voor de zomerdracht in Juni in orde, zwermvrij en met bevruchte moeren hebben.

80. Wat kan men alzo in April aan het volk doen?

Om te beginnen, blijft men voeren en houdt de volken warm toegedekt. Bij goed weer mag men een leeg buitenraam midden in het broednest hangen. De moer zal om de eenheid in het nest te bewaren dit raam met eitjes gaan beleggen. In Mei kan men kunstraat in hangen, maar niet in het broednest, maar tussen het stuifmeelraam en ‘t honingraam. Dit is om bouwdrift te bevredigen. Begin April kan men ook de honingkamer plaatsen, maar niet boven op het volk, maar er onder. Degene die de omhang methode toe passen (begin zwerm verhindering) plaatst een broedkamer onder. Men legt tussen de 2 kamers geen rooster.

81. Waarom moet de honingkamer, onder gezet worden?

Omdat het zeer veel voorkomt dat de bijen de boven opgezette honingbak niet in gebruik willen nemen.

82. Waarom willen de bijen ‘n boven opgezette honingkamer niet in gebruik nemen?

Omdat die honingkamer, vooral bij ongunstig weer te koud is. En heeft men dan, wat veel gedaan wordt, ook nog een moerrooster gelegd,dan beginnen zij er meestal niet aan.

83. Als men de honingkamer onder zet en geen moerrooster legt, dan komt er toch broed in de honingkamer?

Ja dat is zo. Er komt broed in de honingkamer en daar is het juist om begonnen, want de honingkamer is daardoor bewoonbaar geworden en zodra dit het geval is, zetten we de broedkamer onder en honingkamer weer boven. Het hele geval onder en boven is nu goed verwarmd en omdat er broed in de bovenkamer is, zullen de bijen haar in gebruik nemen.

84. Hoe nu met de moer?

Voordat we de honingkamer op de broedkamer zetten, zoeken we uit de honingkamer het raampje met de moer, men pakt vlug en voorzichtig de moer, en laat haar tussen de ramen van de broedkamer lopen. Vertrouwt men zich zelf niet, dan schudt men dit raampje met bijen en al in de broedkamer. Kan men de moer niet vinden dan schudt men alle raampjes van de honingkamer af, om zeker te zijn dat de moer onder is. Daarna legt men het rooster en dekt alles warm toe.

85. Wat moet men verder doen?

Als het mooi weer is en er is wat te halen, zal het volk sterk groeien, anders moeten we voeren, want vanaf begin Mei moet de moer vele eitjes afzetten.

86. Waarom moet de moer vanaf begin Mei veel eitjes afzetten?

Omdat de bijen geboren uit die eitjes de Lindendracht zullen moeten benutten. Want een bij zit 3 weken in de cel, daarna is ze 3 weken huisbij , dan wordt ze haalbij: juist op het moment van de Klaver en de Linde. (eind Juni).

87. Wat gebeurt er in het volk, in de loop van Mei?

De imker moet desnoods met voeren zorgen dat de broed afzet blijft doorgaan. In het begin van deze maand, verschijnen de eerste zwerm tekenen, zoals ’t uitvliegen van de darren, het aanzetten van moerdoppen en stompzetten van de korfraten. Als de imker geen zwerm wil, dan moet hij de moer uitvangen en als de jonge moer tuut alle doppen wegbreken.

88. Wat had de imker kunnen doen om dit ingrijpen te voorkomen?

De imker had van dit volk een natuurlijke zwerm kunnen laten afvliegen, als hij de moer geknipt had.

89. Wat doet zo’n zwerm waarvan de moer geknipt is?

De zwerm komt normaal af, zoals gesteld in vraag 61 maar de zwerm gaat niet hangen, en keert na enige rondvliegen en wachtend op de moer, welke niet komt op de kast terug.

90. Wat is er met de geknipte moer gebeurd?

Bij het uitvliegen van de zwerm, is de moer die niet kan vliegen op de grond gevallen en verloren gelopen, soms vindt men haar ergens op de grond met een kluitje bijen.

91. Had men die geknipte moer nog kunnen gebruiken?

Ja men had haar, voor het uitvliegen van de zwerm uit de kast kunnen nemen en opzetten, met een kluitje bijen als reserve moer.

92. Hoe knipt men een moer?

Men neemt het raampje waarop de moer zit uit de kast. Neem vlug en voorzichtig de moer tussen duim en 2 vingers. Richt het zo in, dat de uiteinden van de vleugels buiten de vingers steken en knip deze uiteinde af. Daarna de moer weer tussen de raten laten lopen. (oefenen op darren).

93. Wanneer kan men het beste een jonge moer kweken?

Eind Mei begin Juni.

94. Waarom verwisselen we eind Mei begin Juni van moer?

Omdat dan een stilstand van broed aanzet geen nadeel is. Want de eitjes welke tot die tijd gelegd zijn, zullen de bijen leveren die nodig zij voor de zomerdracht.

95. Is er gevaar bij het knippen van een moer?

Voor ons niet voor de moer wel, want ware uw handen niet schoon en vrij van vreemde geuren, dan word de moer door de bijen niet aanvaard en word afgestoten.

96. Wat is stille moerwisseling ?

Wanneer een moer in een volk erg oud is, of een gebrek heeft, waardoor zij haar taak niet kan volbrengen, dan willen de bijen er nog wel eens voor een jonge moer zorgen welke beter voldoet.

97. Wordt de oude moer dan door de bijen gedood?

Gewoonlijk wel, maar het gebeurt ook wel dat de oude moer nog een tijd in het volk geduld wordt.

98. Hoe kan men een volk, zelf een nieuwe moer laten kweken?

Door eind Mei begin Juni de oude moer uit te nemen, te doden, of met wat bijen in een reserve kastje te doen.

99. Wat gebeurt er in het volk, waaruit men de moer verwijderd heeft?

Het volk zet redcellen aan, op eitjes van niet ouder dan 3 dagen.

100. Wat moet men nu doen?

Afwachten en vanaf de 10-de dag luisteren naar de tutende jonge moer. Heeft men die gehoord, dan neemt men de raampjes een voor een uit de kast, stoot de aanhangende bijen af en verwijdert alles wat op een moerdop lijkt. Het afstoten moet zodanig gebeuren dat er geen bijen over de rand op de grond vallen, want de moer kan daar bij zitten.

101. Welke is de geschikte methode, die de zwermneiging verhindert?

De omhangmethode.

102. Hoe is de toepassing van de omhangmethode?

Als men de omhangmethode wil toepassen, dan zet men begin April geen honingkamer maar een broedkamer onder het volk gevuld met kunstraat, met in het midden enige uitgebouwde ramen, geen rooster er tussen. De moer kan nu als de bovenkamer vol zit naar beneden om haar werk voort te zetten. Heeft de moer de onderste broedkamer in gebruik genomen ( hetgeen we af en toe moeten controleren ) dan zetten we de bovenkamer onder en de onderkamer boven. Men moet zorgen dat de moer in de onderkamer is. Men moet dat goed controleren, door de moer op te zoeken en eventueel met het raampje waarop zij zit beneden te hangen.

Is de moer beneden dan kan men nog enige ramen met broed naar boven en enige lege ramen naar beneden hangen. Dus volle ramen ruilen voor lege. De moer heeft nu druk werk in de lege onderkamer, terwijl de bovenkamer vol met broed zit, na de omzetting leggen we het rooster.

103. Kan het geen kwaad dat er broed in de bovenkamer zit?

Neen, want alle dagen lopen er jonge bijen uit en de lege cellen worden indien er dracht is met honing gevuld. De bovenkamer wordt dus honingkamer. Is er behoorlijk honing in de bovenkamer dan kan men slingeren. Men zet de leeg geslingerde ramen weer onder en de onderbak weer boven. De moer moet dan weer onder komen en het rooster gelegd. Bij iedere keer moet men na 4 dagen controleren op moerdoppen en deze verwijderen. Het komt namelijk dikwijls voor dat het volk zich na deze handeling moerloos voelt .

104. Kan men de doppen die boven zijn aangezet niet benutten?

Ja maar dan moet men van te voren daar de bedoeling voor hebben.. Men legt dan namelijk, nadat men de moer onder gezet heeft, niet ’t rooster maar een separator(dat is een scheidingsplank tussen de 2 kamers). Het bovenste volk moet door een vliegopening de kast kunnen verlaten. Het volk voelt zich nu moerloos en gaat redcellen bouwen. Daar alle vliegbijen welke boven uitvliegen, onder weer invliegen, zal het bovenste volk enige dagen moeten worden gevoerd want het bovenste volk heeft geen haalsters meer.

105. Wat doet men met de moercellen die boven zijn aangezet?

Men kan die doppen gebruiken, om het eigen volk een nieuwe moer te geven.

106. Hoe doet men dat?

Als boven doppen zijn aangezet, dan wacht men tot de jonge moer tuut. Is dat het geval dan breekt men alle doppen uit. Raam voor raam en goed opletten dat men geen dop vergeet. Dus alle raampjes afstoten of afschudden. Verder wacht men tot de jonge moer aan de leg is. Is dit het geval, dan kan men de bijen van onder en boven verenigen.

107. Hoe verenigd men deze 2 volken?

Indien de jonge moer boven aan de leg is, dan neemt men de oude moer en maakt deze dood, of wanneer het een zeer goede moer is dan maakt men er een reserve volkje van. Men neemt nu de plankjes welke zich in de separator bevinden uit en de bijen zijn nu alleen gescheiden door een gazen tussenraam. Beide volken krijgen nu de zelfde nestgeur en de volgende dag kan men de separator wegnemen en de volken zijn verenigd.

108. Kan men nu het bovenvolk met de jonge moer beneden zetten?

Neen, het is raadzaam daar een paar dagen mee te wachten. Als men dit direct doet, wil het nog wel eens vechten worden.

109. Kan men de volken, op nog een andere wijze verenigen?

Ja door de krantenmethode.

110. Hoe is de krantenmethode?

Men neemt de separator direct in zijn geheel weg. Men legt op de onderbak een krant en prikt daar een paar gaatjes in en zet de bovenste broedbak er weer op. De bijen van de onderbak en de bovenbak zullen nu gezamenlijk gaan werken aan de geprikte gaatjes en in zeer korte tijd hebben zij grote gaten inde krant gebeten.

111. Gaan de 2 volken nu niet vechten?

Neen door het gezamenlijk werken aan de krant en mede door de verfolielucht van de krant, hebben zij de zelfde geur gekregen en vechten niet.

112. Waarvoor kan men die doppen uit de bovenbak nog meer gebruiken?

Als het een mooi volk is, dan kan men daarvan moeren kweken door een of twee raampjes met doppen en bijen in een reservekastje te hangen en daarin de jonge moeren te laten uitlopen en bevruchten. (Dit is een vorm van koninginneteelt).

113. Moeten de kleine volkjes gevoerd worden?

Ja want de vliegbijen zijn terug gevlogen.

114. Kan men op nog een andere wijze een volk een nieuwe moer geven?

Ja men neemt uit het volk, welke een nieuwe moer moet hebben de moer weg . Na ongeveer 24 uur voelt het volk zich goed moerloos. Men doet nu de nieuwe moer in een moerkooitje en legt dit in het midden op de ramen (er zijn ook kooitjes welke je tussen de raampjes kan hangen). Na een dag kan men eens kijken of er bijen op het kooitje zitten en lijkt het dat er vrede tussen bijen en moer is dan kan men de uit het kooitje tussen de ramen laten lopen. Flink rook in blazen wil het aannemen van de moer door het volk wel eens bevorderen.

Er zijn ook moerkooitjes waarbij het mogelijk is, dat de bijen de moer zelf bevrijden.

115. Kan men aan een volk geven, de moer die men wil?

Neen, men kan aan een volk dat een bevruchte moer had, geen onbevruchte moer geven en omgekeerd ook niet. Dus jong voor jong en oud voor oud.

116. Is de separatiemethode voor alle volken, en is die methode altijd safe?

Neen,volken waarmee men wil separeren moeten zeer sterk zijn. En als ze sterk zijn moet het weer nog mee werken. Want bij slecht weer namelijk, zal het onderste volk meestal gevoerd moeten worden en bij mooi weer en veel dracht kan het gebeuren dat de broedkamer vol honing gestuwd wordt en de moer geen ruimte voor broed overhoudt.

117. Wat is een kunstzwerm?

Een Kunstzwerm is een kunstmatige splitsing van een volk.

118. Welke zijn de meest geschikte manieren om een kunstzwerm te maken?

Ten eerste de jager, ten tweede de vlieger, ten derde de veger, Deze kunstzwerm vindt zijn toepassing voornamelijk op handels- en bijenstanden.

119. Wat is een jager?

Een jager vindt zijn toepassing bij de korventeelt. Men neemt de korf waarin belegde moerdoppen zitten, na het vlieggat gesloten te hebben, van zijn plaats. Men zet hem op zijn kop, en plaatst een lege korf waarvan ook het vlieggat gesloten is daarop. Men hecht nu beide korven stevig aan elkaar door ze stevig met korfklemmen vast te hechten. Men zet de korven de volle korf onder op een korfrand, of een kistje maar zo dat ze vast staan. Men begint nu met beide handen aan twee kanten van de korf en wel op de scherpe kant van de korf aan twee kanten (om breken te voorkomen) en onder aan beginnende te kloppen. Men klopt langzaamaan naar boven. Als men aan de korf luistert, kan men de bijen naar boven horen lopen. Men klopt 15 à 20 minuten. Denkt men dat het volk boven is, dan maakt men de krammen los en neemt de bovenste korf er af. Nu moet men de moer zoeken in de jaagkorf . Dit is niet zo gemakkelijk als het wel lijkt. Hebben we haar gevonden, dan is de zaak gezond.

We doen nu een paar schepjes bijen (zonder moer) in de oude korf terug, omwille van het broed, en doeken de korf op. Men heeft nu twee volken en zet deze in de stand (niet te dicht bij elkaar). De vliegbijen van het nieuwe volk vliegen weer op het oude volk terug.

Het nieuwe volk moet na 2 à 3 dagen gevoerd worden. Het oude volk heeft zijn vliegbijen weer terug en is dus weer aardig sterk. Men kan daar na ongeveer 8 dagen een zwerm van verwachten. Wil men geen zwerm laten afkomen, dan moet men als de jonge moer tuut, weer jagen of men behandelt het volk als in vraag 76 (afbotsen).

120. Wat is een vlieger?

Een vlieger vindt zijn toepassing op kasten en boogkorven. Men neemt uit het volk waarin moerdoppen aanwezig zijn, het raampje waarop de moer zit, met nog een raampje uitlopend broed in een broedkamer met uitgebouwde raat. Het oude volk zet men nu op enige afstand van de oude plaats. Op de oude plaats komt nu de broedkamer met de 2 raampjes en de moer.

De vliegbijen van het oude volk vliegen nu naar de oude plaats bij de moer. Dit wordt een goed volk. In het oude volk kan een jonge moer uitlopen. Hoort men deze tuten, dan handelt men als gezegd in vraag 75. Dit volk is zijn vliegbijen kwijt en moet gevoerd worden.

121. Welke zijn de benodigde gereedschappen?

1. De bijenkap.

Deze is van luchtige stof gemaakt en moet tot over de schouders hangen. Aan de voorzijde moet de kap voorzien zijn van een gazen venster. Dit venster moet om zo goed mogelijk te kunnen zien, een zwarte kleur hebben en voorzien zijn van een pijpgat. Als de bijen onrustig zijn, is het beste het op de schouders hangende deel onder de jas te doen en deze te sluiten.

2. De pijp.

Deze is nodig om de bijen door rook te dwingen zich terug te trekken en rustig te houden. Als men een kast wilt behandelen, blaast men eerst een beetje rook onder een hoekje van het dekkleedje. De bijen speuren onraad en zuigen zich vol met honing. Hierop moet men even wachten. Daarna kan men het dekkleedje geheel of gedeeltelijk afnemen, maar rustig en niet ruw of met rukken. In plaats van een pijp kan men ook een sigaar of een sigaret gebruiken

Maar men laat geen hete as op de ramen vallen. Ook is er wel een beroker te gebruiken welke met de hand wordt bewerkt. Dit is een soort blaasbalg, welke met de hand wordt bewerkt en waarin voornamelijk gerild karton als brandstof wordt gebruikt. Ook is er nog een Dathepijp waarin men wel kan blazen maar niet kan zuigen. Deze is wel wat zwaar in de mond.

3. De carbollap.

Deze wordt voor het zelfde doel gebruikt als de pijp. Men maakt deze als volgt: men neemt 2 ronde houten stokjes van vingerdikte tot de lengte van de langste kant van de broedkamer, 2 lappen stof zo groot dat zij de hele broedkamer kunnen bedekken. Men maakt de lappen welke het beste van flanel kunnen zijn aan de stokjes aan elk stokje een lap. Men koopt bij de apotheek een oplossing van rood carbolzuur zo sterk mogelijk maar niet zo sterk dat men het aan de handen krijgt (dit even vragen). Men sprenkelt deze oplossing over de lappen (niet kletsnat) en rolt deze op de stokjes. Het gebruik is als volgt: men neemt voorzichtig en rustig het dekkleedje af en rolt een stokje met lap uit over de broedkamer.

Men wacht even tot de bijen zich hebben teruggetrokken, dan rolt men het stokje iets terug en neemt het kantraam er uit, welk raam men na controle in een lege broedkamer hangt.

Men neemt nu het tweede stokje met lap en legt dit tegen de eerste aan. Nu kan men door het eerste op te rollen en het tweede stokje af te rollen de hele broedkamer bedekt houden. Terwijl men tussen de houtjes de te behandelde raampjes kan uitnemen en terughangen. Ook is het wenselijk een paar losse carbollappen in voorraad te hebben. Deze kunnen zeer goede diensten bewijzen bij roverij en samendrijven van zwermen. De lapjes met stokjes opbergen in een gesloten koker en de lapjes in een jampot.

4. Bijen borstel.

Deze wordt gebruikt indien het nodig is de bijen van de ramen te vegen.

5. Ontzegelvork.

Deze wordt gebruikt om voor het slingeren van de honingramen de wasdekseltjes van de cellen te schuiven.

6. De handschoenen.

Deze worden wel eens gebruikt om steken op de handen te voorkomen.

Het is als men rustig werkt niet nodig deze te gebruiken. Moet men echter om buitengewone redenen handschoenen gebruiken knip dan de vingerpunten af dan zijn ze niet zo hinderlijk.

7. De ratenkrabber.

Deze wordt gebruikt om de bovenlatten van de ramen schoon te houden, evenals de bodem. Men kan hiervoor het beste een 3 hoekige verfkrabber gebruiken.

8. Een korf of kieps met bijendoek en spijkers om zwermen te scheppen.

9. Enige voedertoestellen.

De eenvoudigste is wel de jampot met gaatjes in de deksel, ook het voerbakje van Jonstra wordt veel gebruikt.

10.Een snoeitang.

Om lastige takjes die in de weg zitten bij het scheppen van een zwerm weg te knippen.

11. Moerkooitjes.

Om tijdelijk een moer in op te bergen, of aan een volk een moer te geven.

Einde.

Wist u dat??.

WETENSWAARDIGHEDEN OVER DE HONINGBIJ (apis melifera)

WIST U DAT ……………………………………….

  • één bijenvolk ongeveer 50.000 werkbijen omvat, één koningin en alleen gedurende de maanden mei tot augustus mannelijke bijen (darren)?
  • de ontwikkeling van ei tot individu bij een koningin16 dagen, een werkbij 21 dagen en een dar 24 dagen duurt?
  • een koningin 5 jaar en een werkbij (in de zomer) 6 weken oud kan worden?
  • een winterbij 6 maanden oud kan worden?
  • de koningin in het hoogseizoen ongeveer 2000 eitjes per etmaal legt?
  • er elke zomer per volk ongeveer 150.000 nieuwe bijen worden geboren?
  • een werkbij 33 maal per dag uitvliegt om nectar en/of stuifmeel te verzamelen?
  • een bijenoog samengesteld is uit 5000 facetten?
  • een bij haar eigen gewicht aan honing of stuifmeel kan dragen? (ter vergelijking: een vliegtuig ongeveer een kwart van zijn eigen gewicht).
  • bijen de kleur ultraviolet kunnen waarnemen?
  • bijen loodrecht kunnen stijgen en dalen?
  • bijen kunnen vliegen met een snelheid van 40 km. per uur?
  • een bij een feilloos oriënteringsvermogen heeft?
  • ze honing en stuifmeel halen binnen een afstand van 3 km. van hun woning?
  • een bij 4.000 bloemen moet langs gaan om 1 eetlepel honing te maken?
  • bijen voor het verzamelen van 1 kg. honing een afstand afleggen van ca. 40.000 km.? (dit is gelijk aan de omstrek van de aarde).
  • het verzamelen van één pond honing 1000 bijen het leven kost?
  • een bijenvolk per jaar ongeveer 20 kg pollen, 120 kg nectar, 25 liter water en ongeveer 100g propolis verzamelt?
  • voor de teelt van één bij 130 mg pollen nodig zijn?
  • bijen onmisbaar zijn voor de bestuiving?
  • bijen ca. 80% van de bestuiving voor hun rekening nemen?
  • honing en bijenwas producten zijn, die de mensheid al gebruikt sinds haar bestaan?
  • de geneesmiddelenindustrie steeds meer vraagt naar de minder bekende producten van de honingbij, zoals propolis, bijengif en stuifmeel?
  • de evolutie van de bij reeds 50 miljoen jaar geleden voltooid is?

en wij…..de mens…………….?

Subcategorieën

EEN TUIN VOL MOOIS !

blauwe druifje

Bij-vriendelijke bloemen maken van uw tuin een feest!

Kijk hier.

INSECTENVOEDSELBOS!

Bloemrijk grasland1

 
 
 Een voedselbos op onze akker aan de
Steeglandseweg.

DE BIJ EN WIJ.

Biodiversiteit 1Help de Bijen!